Fysica/Druk

Uit testwiki
Versie door imported>Erik Baas op 3 mrt 2023 om 22:44 (Wijzigingen door 81.246.25.34 hersteld tot de versie na de laatste wijziging door Erik Baas)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Druk

Met druk wordt aangeduid wat de kracht per oppervlakte-eenheid is. Omgekeerd kunnen we een kracht op een oppervlak bepalen als we de druk en het oppervlak kunnen meten. De kracht op een oppervlak is de druk maal de oppervlakte.

Als een kracht F op een oppervlak met grootte A werkt, dan is de druk p:

p=FA

Hierin is:

  • p: de druk (Pa)
  • F: de kracht (N)
  • A: de oppervlakte (m2)


Een druk p op een oppervlak ter grootte A veroorzaakt een kracht F=pA die loodrecht staat op dat oppervlak. Druk wordt gemeten in de eenheid Pascal; 1 Pa = 1 N/m2. Een andere eenheid voor druk is de Bar; 1 Bar = 1000 hPa (= 105Pa).

Druk in vloeistoffen

Een vrijduikster met een monovin.

In tegenstelling tot een vaste stof, bestaat een vloeistof uit deeltjes die ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Je kan de beweging van deze deeltjes vergelijken met de beweging van ballen in een ballenbak.

Op een lichaam dat is ondergedompeld in een vloeistof zullen de vloeistofdeeltjes in alle richtingen een druk uitoefenen. Anders dan bij een vaste stof is bij een vloeistof de richting van het oppervlak van het lichaam niet van belang. In een bepaald punt van de vloeistof wordt op elk oppervlak van gelijke grootte dezelfde kracht uitgeoefend. Dit wordt verwoord in de: Sjabloon:Wet De druk in een vloeistof noemen we de hydrostatische druk. De hydrostatische druk is de druk die ontstaat door het gewicht van de hoeveelheid vloeistof boven het meetpunt. Deze druk werkt in alle richtingen gelijk en wordt ook uitgedrukt in de eenheid Pascal. 1 Pa = 1 N/m2.

Je kan de hydrostatische druk met dezelfde formule berekenen als diegene die gebruikt wordt om de druk bij vaste stoffen te berekenen.

p=FA

De kracht F in de vloeistof wordt veroorzaakt door de massa van de vloeistof die zich boven het meetpunt bevindt.

F=mg

De massa van de vloeistof die zich boven het meetpunt bevindt hangt af van de dichtheid van de vloeistof boven het meetpunt, en het volume van de vloeistof boven het meetpunt.

m=ρV=ρAh

Uit de vorige formules volgt:

p=FA=mgA=ρAhgA=ρhg

We kunnen de hydrostatische druk dus eenvoudig berekenen met volgende formule:

p=ρhg

Hierin is:

  • p: de hydrostatische druk (Pa)
  • ρ: de dichtheid van de vloeistof (kg/m³)
  • h: de afstand tussen het meetpunt en de oppervlakte van de vloeistof (m)
  • g: de gravitatiekracht (9,81 N/kg)


Met dezelfde formule kan je ook de hydrostatische druk in een gas berekenen.

Sjabloon:Link

Druk in gassen

De luchtdruk

De luchtdruk wordt veroorzaakt door het gewicht van de hoger gelegen luchtlagen. De dichtheid van droge lucht op zeeniveau bij een temperatuur van 0°C bedraagt 1,293 kg/m³. De dichtheid op 32 km hoogte is afgenomen tot minder dan 1% van de dichtheid op zeeniveau. Ter illustratie: de dichtheid van lucht op de top van de Mount Everest (8845m) bedraagt ca. 0,425 kg/m³.

Het gewicht van de lucht boven 1 m² bedraagt ongeveer 101 300 N. De luchtdruk is daarom ongeveer 1013 hPa.

De eigenschappen van een gas

De gasvormige toestand is een van de drie aggregatietoestanden van de materie. Deze toestand heeft een aantal unieke kenmerken.

Een stof in gasvormige toestand neemt de vorm en het volume aan van de ruimte waar het in opgesloten zit. Van de drie aggregatietoestanden heeft de gasvormige toestand de kleinste dichtheid. Gassen zijn ook beter samendrukbaar dan vaste stoffen en vloeistoffen. De deeltjes waaruit een gas bestaat bewegen zeer snel. Indien deze deeltjes opgesloten zitten in een afgesloten ruimte, dan zullen deze deeltjes botsen met de wanden van deze afgesloten ruimte. Er ontstaat een kracht op de afgesloten ruimte. Deze kracht wordt de druk van het gas genoemd.

Ideale gassen

Een ideaal gas bevat de volgende eigenschappen:

  • De grootte van de gasdeeltjes is verwaarloosbaar. (ze hebben wel een massa!)
  • De gasdeeltjes bewegen volledig willekeurig en botsen vaak met andere deeltjes. Deze botsingen zijn volkomen elastisch. (de snelheid is voor de botsing even groot als na de botsing)
  • De gasdeeltjes beïnvloeden elkaar niet. (geen cohesie, ze bewegen zogezegd in rechte banen)
  • De gemiddelde bewegingsenergie van de gasdeeltjes is recht evenredig met de temperatuur van het gas.
De luchtdruk wordt gemeten met een barometer

Er zijn drie gaswetten die gelden voor ideale gassen.

Wet van Boyle-Mariotte

Wanneer we een bepaalde hoeveelheid gas in een afgesloten ruimte stoppen (bijvoorbeeld een cilinder) en het volume verkleinen (door middel van bijvoorbeeld een zuiger) gaat de dichtheid omhoog. Een hogere dichtheid betekent meer deeltjes per oppervlakte-eenheid dus meer botsingen. Hierdoor zal de kracht op de wanden van de afgesloten ruimte groter worden. De druk neemt toe.

Uit metingen blijkt:

p1V

Hierin is:

  • p: de druk van het gas
  • V: het volume van het gas
  • ~: is evenredig met


Sjabloon:Wet

De wet van Boyle kan ook geschreven worden als:

bij constante temperatuur is:

p1V1=p2V2

Sjabloon:Wet

Drukwet van Gay-Lussac

Als het volume van een gas gelijk gehouden wordt maar het gas verwarmd wordt, verhoogt de druk. Bij een hogere temperatuur zullen de deeltjes sneller bewegen. De botsingen zullen dus heviger zijn. De kracht op de afgesloten ruimte zal groter zijn. De druk neemt toe.

Uit metingen blijkt:

pT

Hierin is:

  • p: de druk van het gas (Pa)
  • T: de temperatuur van het gas (Kelvin)


Sjabloon:Wet

Volumewet van Gay-Lussac

Sjabloon:Wet

Algemene ideale gaswet

Samengevat geeft dit de algemene ideale gaswet

pV=nRT

Hierin is:

  • R: de gasconstante. R heeft een waarde van 8,31 J/(K.mol)
  • n: de hoeveelheid gas in de cillinder (mol)
  • p: de druk in Pa
  • V: het volume in m3
  • T: de temperatuur in K.


Toepassingen: vloeistofmanometer

Een manometer is een U-vormige buis, de ene kant is in contact met de atmosfeer (en dus op atmosfeerdruk); de andere helft verbonden met de te meten druk. De buis is gevuld met een vloeistof (kwik, alcohol, water). Wanneer de twee drukken gelijk zijn, bevinden de twee vloeistofoppervlakken zich op hetzelfde niveau. Stijgt de te meten druk dan daalt de vloeistof in die kant van de manometer.

Volgens de hydrostatische wet kunnen we het drukverschil berekenen:

Δp=ρvlgΔh

Voor kleine drukverschillen gebruikt men alcohol, voor grotere kwik, het verschil ligt hem in de dichtheden van de vloeistoffen.

... Sjabloon:Vragen Sjabloon:Sub